Frank Hordijk Emile ten Berge Frank Hordijk, Emile ten Berge

Op 4 juni 2020 heeft de Minister van Rechtsbescherming het wetsvoorstel voor de Tijdelijke Betalingsuitstelwet 2020 in (internet)consultatie gegeven. Bij invoering van de voorgestelde regeling krijgt de rechter de mogelijkheid om een faillissementsaanvraag aan te houden en andere verhaalsmogelijkheden te schorsen om een ondernemer die door de overheidsmaatregelen in verband met het coronavirus tijdelijk in liquiditeitsproblemen is terecht gekomen een betalingsuitstel te verlenen. 

De insolventierechtspecialisten van Cees Advocaten hebben een bijdrage geleverd aan het wetgevingsproces door hun visie op het wetsvoorstel aan de Minister kenbaar te maken. Frank Hordijk en Emile ten Berge lichten het wetsvoorstel kort toe.

De wetgever heeft de vrees dat in de periode aansluitend op de door de coronacrisis opgelegde beperkende overheidsmaatregelen situaties gaan ontstaan waarin schuldeisers gaan proberen met een faillissementsaanvraag of door het leggen van beslag onder grote druk betaling van ondernemers af te dwingen. Zie over dit onderwerp ook de bijdrage van Karlijn van Vliet en Emile ten Berge van 14 april 2020. De Tijdelijke Betalingsuitstelwet 2020 moet onnodige faillissementen en andere ongewenste gevolgen van deze handelswijze voorkomen. Het is de bedoeling dat het voorstel al op korte termijn in werking treedt.

De kern van de voorgestelde regeling omvat de mogelijkheid dat een ondernemer die wordt geconfronteerd met een tegen hem ingediend faillissementsverzoek, de mogelijkheid krijgt de rechter te vragen de (mondelinge) behandeling van de faillissementsaanvraag aan te houden voor een termijn van in eerste instantie maximaal twee maanden. Deze termijn kan nadien nog tweemaal worden verlengd met telkens maximaal twee maanden.

Een verzoek tot aanhouding van de faillissementsaanvraag kan uitsluitend worden toegewezen als de ondernemer aantoont dat hij uitsluitend of hoofdzakelijk als gevolg van de overheidsmaatregelen in verband met de coronacrisis zijn bedrijfsactiviteiten niet zoals gebruikelijk heeft kunnen voortzetten en daardoor tijdelijk niet in staat is aan de op hem rustende betalingsverplichtingen te voldoen. De ondernemer dient daartoe aan de rechter stukken te overleggen. Voorts geldt onder meer als voorwaarde dat de schuldeiser die de faillissementsaanvraag heeft ingediend met aanhouding van de faillissementsaanvraag niet wezenlijk en onredelijk in zijn belangen wordt geschaad.

Naast het aanhouden van een faillissementsaanvraag kan een schuldenaar die wordt geconfronteerd met een (conservatoir)beslag of de uitwinning van een zekerheidsrecht en daardoor niet in staat is zijn normale bedrijfsvoering weer op te pakken, in kort geding de voorzieningenrechter vragen de executie te schorsen of het beslag op te heffen.

Wij zijn na, bestudering van het wetsvoorstel en de door de Minister gegeven toelichting gematigd positief. De wetgever kiest met het voorstel voor het belang van de schuldenaar die met een faillissement of beslaglegging wordt geconfronteerd. De schuldeiser wordt daardoor gedurende een periode die kan oplopen tot zes maanden ernstig belemmerd in de mogelijkheden zijn rechten uit te oefenen, terwijl deze schuldeiser mogelijkerwijs zelf ook ernstig wordt geraakt door de gevolgen van de COVID-19. Daarnaast moeten de belangen van de gezamenlijke schuldeisers niet uit het oog worden verloren. Dat maakt dat naar onze mening een aantal aanpassingen nodig zijn ter bescherming van de belangen van de desbetreffende schuldeiser en de gezamenlijke schuldeisers om de spreekwoordelijk weegschaal in evenwicht te houden. Tevens bieden de aanpassingen ons inziens meer duidelijkheid voor het bestuur van de schuldenaar.

U kunt onze volledige reactie op het wetsvoorstel voor de Tijdelijke Betalingsuitstelwet 2020 hier lezen.

De inhoud van dit blog is algemeen van aard. Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u een andere vraag over insolventierecht? Neem dan contact op met mr. Frank Hordijk of mr. Emile ten Berge of één van hun collega’s.