In deze rubriek kiest onze Arbeidsrechtsectie iedere maand een uitspraak van de maand: de Cees van de maand.

Voor de maand oktober 2017 is gekozen voor een uitspraak van de Rechtbank Limburg van 11 oktober 2017.

Op 1 januari 2013 is de Wet Normering Topinkomens voor de bezoldiging van topfunctionarissen in publieke en de semipublieke sector in werking getreden (WNT-1). Deze wet is bedoeld om bovenmatige beloningen voor topfunctionarissen in deze sectoren tegen te gaan. Met WNT-1 werden deze salarissen in eerste instantie beperkt tot maximaal 130% van een ministerssalaris. WNT-2 is op 1 januari 2015 in werking getreden. Hiermee werden de salarissen verder beperkt tot 100% van het ministerssalaris (€ 181.000,-- inclusief belaste kostenvergoedingen en pensioenbijdrage werkgever). Voor zorginstellingen, zorgverzekeraars, onderwijsinstellingen, woningbouwcoöperaties en organisaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking en cultuur gelden sectorale normen.

De WNT geldt voor “topfunctionarissen”. Dit zijn niet alleen toezichthouders en bestuurders, maar ook bijvoorbeeld de hoogste managementlaag die leiding geeft aan de gehele organisatie.

Het Kabinet Rutte II had een wetsvoorstel gereed (WNT-3) om ook de salarissen van de lagere managementlagen te maximeren.  Inmiddels is duidelijk dat het nieuwe Kabinet dit niet wil doorzetten. In het Regeerakkoord is opgenomen: “Het beloningsniveau bij de overheid moet dusdanig zijn dat ook hoogwaardige en schaarse specialisten bijvoorbeeld met expertise op het gebied van ICT, finance of inkoop in dienst kunnen worden genomen”.

Nu de wet er vooralsnog niet lijkt te komen blijft het mogelijk dat deze werknemers meer blijven verdienen dan een minister. De PVDA en de SP willen dit niet accepteren en zijn voornemens een initiatiefwet in te dienen.

Ongewijzigd blijft de maximering van de ontslagvergoedingen van de topfunctionarissen. Er mag maximaal € 75.000,-- worden betaald (of een jaarsalaris als dat minder is) als uitkering wegens de beëindiging van het dienstverband.

Bij een beëindiging van een arbeidsovereenkomst met een topfunctionaris komt het vaak voor dat de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op non-actief wordt gesteld of wordt vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden,  Op grond van de WNT dient de bezoldiging over deze periode – in beginsel – mee te tellen in het maximale bedrag van € 75.000,--.

In de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 11 oktober 2017 speelde de vraag of de WNT in de weg kan staan aan gemaakte afspraken in een vaststellingsovereenkomst. Uit de vaststellingsovereenkomst volgde dat de beëindigingsvergoeding én het salaris over de periode van inactiviteit met behoud van loon boven het maximum van de WNT uitging. Omdat er geen bijzondere redenen voor de inactiviteit waren geweest, zoals opname van verlofdagen, arbeidsongeschiktheid of een eenzijdige op non-actiefstelling waartegen was geprotesteerd en die niet te lang had geduurd, oordeelt  de Kantonrechter dat het loon over de periode van inactiviteit in mindering moet wordt gebracht op de overeengekomen beëindigingsvergoeding. In zo’n periode van inactiviteit met behoud van bezoldiging in afwachting van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op termijn ligt immers een “extra beloning” als bedoeld in de WNT besloten.

___________________________________________

Deze blog is geschreven door onze oud-collega Marie-Chantal van Oss. Heeft u vragen over deze blog of heeft u een andere arbeidsrechtelijke vraag? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtspecialisten.