Vanaf 1 juli 2015 mogen werkgevers maximaal  3 contracten voor bepaalde tijd sluiten met werknemers binnen een periode van 2 jaar. Na het derde contract voor bepaalde tijd of na verloop van twee jaar kan alleen nog een contract voor onbepaalde tijd worden aangeboden. Deze keten kan alleen doorbroken worden door een uitdiensttreding van de werknemer voor meer dan zes maanden.

Het Kabinet is voornemens om de periode van twee jaar te verlengen naar drie jaar. Daarmee gaan we op dit punt terug naar de situatie van vóór 1 juli 2015.

Deze maatregel zal er zeer waarschijnlijk niet toe leiden dat werknemers straks wél een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangeboden krijgen maar zal er net als vroeger voor zorgen dat de arbeidsovereenkomsten na drie jaar niet worden verlengd.

Net als nu zullen er werkgevers blijven die na ommekomst van de 3 contracten of 3 jaar zullen proberen creatieve oplossingen te bedenken om werknemers toch nog iets langer aan zich te binden, zij het niet voor onbepaalde tijd. De volgende uitspraken laten zien dat dat risicovol is en blijft.

Zo hadden een werkgever en werknemer een contract voor onbepaalde tijd gesloten, maar spraken zij tegelijkertijd in een vaststellingsovereenkomst af dat de betreffende arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op een bepaalde datum met wederzijds goedvinden zou eindigen. Deze zaak is uitgeprocedeerd tot en met de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft uiteindelijk geoordeeld dat dit niet is toegestaan.

Recent heeft een werkgever een andere oplossing bedacht. Het betrof een werknemer die drie contracten had voor bepaalde tijd. Het laatste bepaalde tijdscontract liep van 6 mei 2016 tot 6 november 2016. De werknemer was na 6 november 2016 werkzaamheden blijven verrichten. De werkgever deelde op enig moment aan de werknemer mede dat zijn laatste arbeidsovereenkomst die was ingegaan op 6 mei 2016 en dus eindigde op 6 november 2016 was vervallen en in plaats daarvan zou eindigen op 6 mei 2017. De werknemer heeft deze brief in januari 2017 voor akkoord ondertekend. Toen de arbeidsovereenkomst na 6 mei 2017 niet werd verlengd verzocht de werknemer de rechter de opzegging te vernietigen. De Kantonrechter concludeerde dat de werknemer de brief bij een juiste voorstelling van zaken nooit zou hebben ondertekend en dat er dus sprake is van dwaling, reden waarom er al op 7 november 2016 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan.

Ook deze uitspraak laat weer eens zien dat de ketenregeling niet zomaar kan worden omzeild.

___________________________________________

Deze blog is geschreven door onze oud-collega Marie-Chantal van Oss. Heeft u vragen over deze blog of heeft u een andere arbeidsrechtelijke vraag? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtspecialisten.