De Tweede kamer heeft het Kabinet tot snelheid gemaand ten aanzien van het tijdpad en de uitwerking van maatregen ten aanzien van de vervanging van de wet DBA. Tevens is verzocht of er tot die tijd meer mogelijkheden zijn om handhavend op te treden in geval van “kwaadwillendheid”.

Tijdspad vervanging wet DBA

Inmiddels is bekend dat het streven is om de nieuwe wet die de wet DBA zal vervangen per 1 januari 2020 in werking te laten treden. De maatregelen vergen aanpassingen in het arbeidsrecht, het fiscale recht en het sociale zekerheidsrecht en hebben gevolgen voor de uitvoering en handhaving door de Belastingdienst en het UWV.

Volgens het uitgezette tijdpad (Roadmap) zal voor de zomer een hoofdlijnenbrief worden verzonden naar de Kamer hoe de maatregelen uitgewerkt zullen worden. Daartoe zullen voor de zomer ook de veldpartijen worden geconsulteerd. Het streven is nog in 2018 een wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State voor te leggen. Daarmee zou de parlementaire behandeling in 2019 kunnen worden gestart en zou inwerkingtreding van de nieuwe wet per 1 januari 2020 gerealiseerd kunnen worden.

Het is zeer de vraag of er op 1 januari 2020 een nieuwe wet gereed al zijn. Minister Koolmees heeft op 14 februari jl. zelf al aangegeven dat het een hele krachttoer zal worden om de beoogde datum van 1 januari 2020 te gaan halen.

Uitbreidng handhaving

De handhaving van de wet DBA was opgeschort tot 1 juli 2018, met uitzondering van de ernstigste gevallen van de “kwaadwillenden”. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer fraude, zwendel, valsheid of samenspanning en situaties die leiden tot ernstige concurrentievervalsing, economische of maatschappelijke ontwrichting of waarin het risico aanwezig is van uitbuiting.

De opschorting van de handhaving is inmiddels verlengd tot 1 januari 2020.

Aandacht verdient dat echter vanaf 1 juli 2018 niet alleen maar meer bij de ernstigste gevallen van kwaadwillenden wordt gehandhaafd maar ook bij andere kwaadwillenden. Hierbij wordt gedacht aan kwaadwillenden die opzettelijk een situatie na evidente schijnzelfstandigheid laten ontstaan of voortbestaan. De Belastingdienst kan vanaf 1 juli 2018 handhaven als zij de volgende 3 punten kan bewijzen:

  1. er is sprake van een (fictieve) dienstbetrekking;
  2. er is sprake van evidente schijnzelfstandigheid;
  3. er is sprake van opzettelijke schijnzelfstandigheid.

De vraag is of dit er toe zal leiden dat de Belastingdienst daadwerkelijk meer kwaadwillenden zal kunnen aanpakken nu dit bewijs doorgaans niet eenvoudig te leveren is.

___________________________________________

Deze blog is geschreven door onze oud-collega Marie-Chantal van Oss. Heeft u vragen over deze blog of heeft u een andere arbeidsrechtelijke vraag? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtspecialisten.