Marije van der Hoek Marije van der Hoek

In de praktijk worden regelmatig vragen gesteld over de grensafbakening tussen schadeloosstelling in een onteigeningsprocedure en een planschadeprocedure. Dit is voor mij aanleiding geweest om onderstaande blog te schrijven, waarin ik kort toelicht welk type procedure in een bepaalde situatie doorgaans de voorkeur geniet. Afhankelijk van de situatie dan wel het type schade, is het raadzaam zo vroeg mogelijk in een onteigeningsprocedure na te gaan op welke wijze het gewenste resultaat zo goed mogelijk kan worden bereikt.

Planschade in een onteigeningsprocedure

Om proceseconomische redenen kan het interessant zijn om een planschadeverzoek in een onteigeningsprocedure te incorporeren, ook wanneer de planschade ziet op de gronden die onteigend zijn/worden. Onteigenende partijen (overheid) staan hier niet altijd positief tegenover. Deze houden de onteigeningsprocedure graag bij de civiele rechter en de planschadeprocedure bij de bestuursrechter. Dat is niet altijd in het belang van een onteigende partij ofwel (voormalig) grondeigenaar.

Incorporatie van een planschadeprocedure in een onteigeningsprocedure, waarbij de planschade betrekking heeft op de gronden die onteigend zijn/worden, is recentelijk (met succes) bewerkstelligd in een procedure waarvan de uitspraak (nog niet) is gepubliceerd. Het betreft een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 juni 2019 waarin – voor zover van belang – is opgenomen:

“2.25. Artikel 40e Ow is bedoeld om het mogelijk te maken dat planschade vergoed wordt in het kader van de onteigening, teneinde op die manier het voeren van separate planschadeprocedures te voorkomen.

2.26. Een redelijke toepassing van artikel 40e Ow in deze zaak houdt in, dat op de peildatum van de onteigening een inschatting wordt gemaakt van de kans, dat een verzoek om vergoeidng van planschade zou worden toegewezen bij een veronderstelde verkoop aan een redelijk handelend koper, de onteigening weggedacht; planschade, die het gevolg is van inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan (…). Immers, bij een dergelijke veronderstelde verkoop bestaat de mogelijkheid om de planschadeclaim aan de koper over te dragen, die daaraan een zekere waarde zal toekennen.”

Met artikel 40e Ow is een artikel geïntroduceerd met het oog op baatafroming voor het geval de onteigende ten gevolge van het nieuwe bestemmingsplan een voordeel heeft genoten. Veelal worden gronden door realisatie van een overheidswerk waarvoor onteigend meer waard. Daarvan behoort de (voormalig) eigenaar geen voordeel te genieten. In bovenstaande procedure werd de grond echter minder waard en is van artikel 40e Ow gebruik gemaakt om een tegemoetkoming in planschade te vragen in een onteigeningsprocedure. Op deze wijze wordt een jarenlange planschadeprocedure (met bijbehorende tijd en kosten) voorkomen.

Planschade buiten de onteigeningsprocedure

Ten tijde van een onteigeningsprocedure is niet altijd bekend welke schade in de toekomst zal worden geleden door het plan waarvoor onteigend wordt. Dit speelt doorgaans wanneer slechts een gedeelte van gronden wordt onteigend. Het overblijvende (gronden met daarop een woning of bedrijf) kan bijvoorbeeld te maken krijgen met (waardevermindering wegens) toenemende geluidsbelasting of een verminderde luchtkwaliteit (indirecte planschade).

In die situatie kan het – met het oog op de slagingskansen van schadeloosstelling – zinvol zijn om een verzoek om schadeloosstelling te onderbouwen met geluids- en/of luchtkwaliteitsmetingen vóór en na realisatie van een plan. In dat geval ligt een separate planschadeprocedure voor de hand.

Planschade in én buiten de onteigeningsprocedure: voorgezet debat

In een uitspraak van 6 februari 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State laten zien dat niet zonder meer mag worden aangenomen dat aan een eigenaar een volledige vergoeding is verstrekt voor de schadepost waardevermindering van het overblijvende in een onteigening. Een planschadeprocedure kan aanvullende betekenis hebben ten opzichte van een onteigeningsprocedure, zelfs wanneer de onteigeningsprocedure via een minnelijke regeling (koopovereenkomst) tussen de onteigenende partij en een (voormalig) grondeigenaar is geëindigd. Deze uitspraak biedt ruimte voor een voortgezet debat over de omvang van de schadepost waardevermindering van het overblijvende in de planschadeprocedure ná een onteigening. Het is echter niet zo dat altijd ruimte voor planschade naast een onteigeningsvergoeding bestaat. Dit is volledig afhankelijk van de inhoud van de onteigeningsprocedure. In een minnelijke overeenkomst of uitspraak in de onteigeningsprocedure kan over bepaalde schadeposten afdoend zijn beslist.

Conclusie

Afhankelijk van de situatie dan wel het type schade is het raadzaam zo vroeg mogelijk in een onteigeningsprocedure na te gaan op welke wijze het gewenste resultaat zo goed mogelijk kan worden bereikt. Een verzoek om een tegemoetkoming in de schade binnen de onteigeningsprocedure kan, afhankelijk van de omstandigheden,  soms een uitkomst bieden.

Voor vragen in een onteigeningsprocedure of het daaraan voorafgaand minnelijke traject kunt u contact opnemen met Marije van der Hoek.