Frank Hordijk Frank Hordijk

Tussen curatoren en banken speelt al een aantal jaren discussie of de aanspraken van (gefailleerde) leden van Bloemenveiling Royal FloraHolland U.A. op de saldi van de door de leden aangehouden participatiereserves en ledenleningen in geval van een faillissement zijn verpand aan de bank of toekomen aan de boedel, omdat de aanspraken niet kunnen zijn/ worden verpand. Afgelopen 9 juni heeft het Gerechtshof Den Haag arrest gewezen. Frank Hordijk licht de zaak kort toe.

Procederen tot aan de Hoge Raad

Mijn kantoorgenoot Emile ten Berge q.q. en Rabobank zijn overeengekomen deze kwestie ten principale uit te procederen tot aan de Hoge Raad. Ik treed op als advocaat van de curator. De Rechtbank Den Haag wees vonnis op 13 december 2017. Het Gerechtshof Den Haag heeft arrest gewezen op 9 juni 2020.

Het Gerechtshof heeft het principiële belang van de discussie tussen partijen onderkend en gaat in op de vraag of een goederenrechtelijk overdraagbaarheidsbeding ook met zich meebrengt dat het goederenrechtelijk niet vatbaar is voor verpanding:

Naar het oordeel van het hof dient tot uitgangspunt te worden genomen dat een beding dat een vordering in de zin van artikel 3:83 lid 2 BW onoverdraagbaar maakt, niet tevens verpanding daarvan uitsluit, tenzij uit de – naar objectieve maatstaven uit te leggen – formulering daarvan blijkt dat daarmee (ook) onverpandbaarheid (met goederenrechtelijke werking als bedoeld in artikel 3:83 lid 2 BW in verbinding met artikel 3:98 BW) is beoogd. Nu artikelen 3:81 lid 1 en 3:228 BW als zodanig niet in de weg staan aan verpanding ondanks een (goederenrechtelijk) onoverdraagbaarheidsbeding, is er naar het oordeel van het hof, anders dan de curator c.s. betoogt, ook geen reden om aan deze bepalingen een “wettelijk vermoeden” te ontlenen dat met een onoverdraagbaarheidsbeding tevens onverpandbaarheid is beoogd.

De Hoge Raad zal zich daar hopelijk over uitlaten en de gewenste duidelijkheid verschaffen over de reikwijdte van artikel 3:228 BW.

Conclusie Gerechtshof

Hoewel het hof een andere route volgt dan de rechtbank, is haar uitkomst hetzelfde: ook volgens het Gerechtshof is de aanspraak op het saldo van de participatiereserve niet verpand en komt dat toe aan de boedel (en daarmee aan de gezamenlijke crediteuren), en is de aanspraak op het saldo van de ledenlening wel verpand en komt dat toe aan de bank als zekerheidsgerechtigde. Nu op naar de Hoge Raad.

Overigens zijn de statuten van FloraHolland inmiddels gewijzigd en is er geen sprake meer van een participatiereserve en een ledenlening, maar van certificaten A en certificaten B. Tevens heeft FloraHolland haar statuten verduidelijkt. Thans bepalen haar statuten:

“Een certificaat A is niet overdraagbaar en niet vatbaar voor verpanding.” en “Een certificaat B is slechts overdraagbaar en vatbaar voor verpanding met toestemming van en onder de voorwaarden gesteld door de coöperatie.”

Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u een andere vraag over financiering en zekerheden? Neem dan contact op met mr. Frank Hordijk of een van zijn collega’s.