Michel Plug Michel Plug

Minister De Jonge heeft in zijn brief van 18 januari 2023 gereageerd op het rapport ‘Terugdringen onnodige vertraging woningbouw door bezwaar- en beroepsprocedures’ van de Vereniging van Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen (hierna: NEPROM) van 22 september 2022. In zijn brief deelt De Jonge zijn voorstel om procedures rond woningbouw te versnellen. Wat houdt zijn voorstel in? En, belangrijker nog, levert het echt iets op?

Plan van aanpak versnellen processen en procedures woningbouw

In het rapport ‘Terugdringen onnodige vertraging woningbouw door bezwaar- en beroepsprocedures’ van NEPROM, waar De Jonge in zijn brief van 18 januari 2023 op reageert, is het onderwerp ‘versnellen van juridische procedures’ bij de ontwikkeling en bouw van nieuwe woningen geagendeerd, en met name daar waar vertraging optreedt door (onnodige) bezwaar- en beroepsprocedures. NEPROM doet een aantal concrete voorstellen voor de aanpassing van wet- en regelgeving rondom de ontwikkeling en bouw van nieuwe woningen en het verbeteren van de positie van woningzoekenden.

De Jonge geeft in zijn brief van 18 januari 2023 aan dat hij het ‘Plan van aanpak versnellen processen en procedures woningbouw’ heeft opgesteld om te zorgen voor meer snelheid in projecten en het beter borgen van het belang van woningzoekenden. In het plan van aanpak wordt ingezet op het versnellen van processen en procedures door het aanpassen van wet- en regelgeving.

Een aantal van de door NEPROM genoemde versnellingsvoorstellen worden meegenomen in het wetsvoorstel versterken regie volkshuisvesting. Hierin staat dat voor bepaalde categorieën projecten beroep in één instantie mogelijk is. Dat betekent dat in de aan te duiden categorieën uitsluitend beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).

Ik wijs erop dat van deze mogelijkheid in de praktijk in bepaalde gevallen al ook gebruik kan worden gemaakt; als de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststelt, kan daartegen beroep in eerste en enige aanleg worden ingesteld bij de Afdeling. In de meeste gevallen wordt, nadat een bestemmingsplan in werking is getreden, een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen. Tegen deze omgevingsvergunning kan vervolgens door belanghebbenden bezwaar worden gemaakt, tegen het besluit op bezwaar kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank en tegen de uitspraak van de rechtbank kan vervolgens hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling. Daarin schuilt vaak een aanzienlijke vertraging.

In de huidige Wet ruimtelijke ordening is versnelling van processen en procedures ook al mogelijk

De huidige Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) biedt in Afdeling 3.6 echter de mogelijkheid om besluitvorming, die nodig is voor de realisatie van ontwikkelingen en projecten, in één voorbereidingstraject te bundelen. Hiermee is het mogelijk om de benodigde uitvoeringsbesluiten, zoals omgevingsvergunningen op grond van de Wabo, te coördineren met het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan of inpassingsplan.

De gemeenteraad (of provinciale staten) moet eerst een coördinatiebesluit nemen voor een specifiek besluit of over een categorie van besluiten. Na de vaststelling van de besluiten is beroep mogelijk bij één instantie (anders meerdere instanties), te weten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling behandelt de besluiten vervolgens als één besluit en dient binnen zes maanden na ontvangst van het verweerschrift uitspraak te doen. Hierdoor kan er aanzienlijke tijdwinst worden behaald. Kortom, het voorstel van De Jonge kan voor een versnelling zorgen, maar mogelijkheden tot versnelling zijn er onder de huidige wet- en regelgeving dus zonder meer ook.

Voorts stelt De Jonge in zijn brief voor dat een beslistermijn van zes maanden geldt voor het beslissen op beroep voor aangewezen categorieën projecten. Deze bepaling lijkt verdacht veel op artikel 1.6, vierde lid, van de Crisis- en herstelwet (Chw). De Chw is onder andere van toepassing bij de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wro of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo van het bestemmingsplan, het inpassingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden.

In artikel 1.6 Chw staat dat de bestuursrechter uitspraak doet binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn. Als we bedenken dat het indienen van een verweerschrift in de praktijk niet onmiddellijk na de beroepstermijn wordt ingediend, dan zou de huidige regeling van de Chw tot een grotere versnelling moeten leiden. Ik merk nadrukkelijk op dat de Chw tot een versnelling zou moéten leiden, waarbij het zeer de vraag is of dat realistisch is. In de praktijk lukt het de Afdeling vanwege grote werkvoorraden helaas niet om in Chw-zaken binnen zes maanden uitspraak te doen. Het is dan ook de vraag of het plan van De Jonge wel echt zal leiden tot een snellere afdoening door de Afdeling, te meer nu in dat plan de rechtbanken niet meer als “zeef” voor de hoger beroepen kunnen fungeren en de werkvoorraad, die nu bij de rechtbanken ligt, voor een groot deel op het bord van de Afdeling wordt gelegd. Het is daarmee niet uit te sluiten dat het plan van De Jonge averechts zou werken.

___________________________________________

Heeft u vragen of opmerkingen naar aanleiding van deze blog? Neem dan contact op met Michel Plug of een van onze andere specialisten op het gebied van het omgevingsrecht.