Peter-Paul Elshof Peter-Paul Elshof

Het diplomatieke en consulaire recht is ouder dan de weg naar Rome. Sinds jaar en dag onderhouden verschillende stammen, volken en stadstaten contacten door middel van gezanten en worden bepaalde gedragsnormen ten aanzien van die gezanten in acht genomen, onder het motto “Don’t shoot the messenger”. In Nederland golden tot 1984 zogenaamde “Haagse gebruiken”.

Om maar direct een wijdverbreid misverstand uit de weg te ruimen: Alle ambassades in ons land zijn gewoon Nederlands grondgebied en daar gelden Nederlandse wetten. Iets anders is de onschendbaarheid van ambassades en diplomaten, waarbij de achterliggende gedachte is, dat diplomaten hun werk ongehinderd moeten kunnen doen en ter voorkoming dat diplomaten in oorlogstijd of bij politieke spanningen worden dwarsgezeten door het gastland.

Vanwege de onschendbaarheid van diplomatieke posten geldt de ambassade ook als toevluchtsoord voor afgezette regeringsleiders, prominente dissidenten, activisten, maar ook “gewone” burgers.

Oorverdovend was de nasleep van de vlucht van de Panamese leider, Manuel Noriega na de Amerikaanse inval in 1989 naar de Vaticaanse ambassade. De Amerikanen traden de ambassade niet binnen, maar plaatsten grote luidsprekers voor de ambassade en draaiden 24 uur per dag harde rockmuziek. Na 10 dagen “Panama” van Van Halen en “I Fought The Law” van The Clash aangehoord te hebben gaf Noriega zich volledig murw geslagen begin 1990 over. Meer recent speelde het zevenjarig verblijf van Wikileaksoprichter Julian Assange in de Ecuadoraanse ambassade in Londen, op de vlucht voor uitlevering aan de Verenigde Staten en Zweden.

Diplomatieke onschendbaarheid

Het Verdrag van Wenen inzake het diplomatieke verkeer van 1961 is een belangrijk multilateraal verdrag op het gebied van het diplomatieke recht. Het terrein, waar de ambassade is gevestigd plus het huis van de ambassadeur zelf, genieten op basis van artikel 22 van het Verdrag van Wenen onschendbaarheid. Nederland is in 1984 tot dit Verdrag toegetreden. De omvang van de privileges en immuniteiten is voor diplomaten het grootst; voor de ondersteunende staf, waaronder secretaresse, lijfwacht en chauffeur, zijn deze uitsluitend gerelateerd aan handelingen, die in de uitvoering van de werkzaamheden worden verricht, een soort glijdende schaal. Een recent voorbeeld is, de chauffeur, die met een Corps Diplomatique-kenteken in Den Haag vijf auto’s ramde en niet gedwongen kon worden een blaastest af te leggen en vervolgbaar is. Bij de politie rouleert een Handleiding voor de omgang met geprivilegieerden.

Het gastland mag ambassades niet zo maar binnenvallen en op ambassades dus niet controleren of arresteren. Het gastland kan de diplomaat wel “op het matje” roepen of een verzoek doen de diplomaat terug te roepen, de onschendbaarheid op te heffen of de diplomaat als “persona non grata” de toegang tot het land ontzeggen. Het kabinet heeft recent ook het instrument van “naming and shaming” uit de kast gehaald en heeft aangekondigd jaarlijks een ranglijst te publiceren van de verkeersovertredingen/openstaande boetes van ambassades, consulaten en internationale organisaties.

Is Nederlands arbeidsrecht van toepassing op ambassadepersoneel?

Het Nederlandse arbeidsrecht is voor een groot deel dwingend en daarvan mag niet worden afgeweken. Hoe zit het nu met het arbeidsrecht van ambassadepersoneel? Kan bijvoorbeeld het arbeidsrecht van het Koninkrijk Saoedi van toepassing worden verklaard op een secretaresse, koerier etc., die werkzaam is voor de Saoedische ambassade in Den Haag? Als er dan een vonnis door de Nederlandse rechter wordt gewezen, bijvoorbeeld met betrekking tot achterstallig loon, kan dat vonnis dan ook geëxecuteerd worden op het Koninkrijk Saoedi?

In de eerste plaats moet beoordeeld worden of dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van een geschil kennis te nemen. Als de Nederlandse rechter bevoegd is, moet vervolgens beoordeeld worden of ook Nederlands recht van toepassing is of het recht van de vreemde staat, werkgever-staat. Voor leden van de Raad van Europa geldt de Europese Overeenkomst inzake immuniteit van staten uit 1972. Voor arbeidsovereenkomsten is artikel 5 van belang, waarbij relevant is of dat de werknemer al dan niet de nationaliteit heeft van de werkgever-staat op het tijdstip van het aanhangig maken van het geding, op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst, waar de werknemer zijn gewone verblijfplaats heeft en of partijen bij de overeenkomst het arbeidsrecht van de werkgever-staat expliciet van toepassing hebben verklaard.

Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen van 2 december 2004 (VN-Verdrag) kan ook een rol spelen. De Hoge Raad heeft bij arrest d.d. 5 februari 2010 (Koninkrijk Marokko/werkneemster) geoordeeld dat artikel 12 VN-Verdrag een regel vormt van internationaal gewoonterecht en voorgaat op de Europese Overeenkomst. Het ging om een secretaresse met uitsluitend de Marokkaanse nationaliteit, woonachtig in Nederland, die door de Marokkaanse ambassade was ontslagen, na uitval wegens nekklachten. De werkneemster vocht het ontslag aan en is door Rechtbank, Hof en Hoge Raad in het gelijk gesteld, waarbij de staatsimmuniteit in arbeidsgeschillen op basis van nationaliteit van de werknemer wordt gerelativeerd en geoordeeld is dat de nationaliteit, als genoemd in artikel 5 lid 2 van de Europese Overeenkomst slechts een omstandigheid is, waaraan geen doorslaggevende betekenis toekomt. Nederlands arbeidsrecht werd op het arbeidsgeschil van toepassing verklaard.

Nederlands arbeidsrecht kan ook van toepassing zijn op grond van artikel 6 lid 2 EVO en artikel 8 lid 2 Rome I-Verordening, waardoor o.a. de Wet op het Minimumloon van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen. Op grond van het Verdrag van Rome wordt een individuele arbeidsovereenkomst beheerst door het recht, dat de partijen hebben gekozen. Deze keuze mag er niet toe leiden, dat de werknemer de bescherming verliest, die hij geniet op grond van bepalingen, waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken op grond van het recht, dat toepasselijk zou zijn geweest bij gebreke van een rechtskeuze.

Artikel 7:615 B.W. inzake overheidslichamen

Indien Nederlands (arbeids)recht van toepassing is dan is artikel 7:615 B.W. van belang, dat bepaalt dat de bepalingen van boek 7, titel 10 (Nederlands arbeidsrecht) niet van toepassing zijn ten aanzien van personen in dienst van Staat of enig ander publiekrechtelijk lichaam, tenzij zij, hetzij vóór of bij de aanvang van de dienstbetrekking door of namens partijen, hetzij bij wet of verordening, van toepassing zijn verklaard. Ten aanzien van zogenaamde arbeidscontractanten in publieke dienst geldt dat zij werknemer zijn in de zin van artikel 7:610 B.W., maar artikel 7:615 B.W. bepaalt nu dat slechts die delen van titel 10 op deze categorie van toepassing zijn, die vóór of bij aanvang van de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn verklaard bij wet of verordening. Dat is niet het geval indien in de arbeidsovereenkomst tussen partijen uitdrukkelijk het arbeidsrecht van een andere Staat van toepassing is verklaard. Het Gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 7 augustus 2018 inzake de Republiek van Zuid-Afrika geoordeeld, dat Zuid-Afrika inderdaad een beroep toekomt op artikel 7:615 B.W., omdat noch uit de wettekst, noch uit de toelichting op de wet volgt dat artikel 7:615 B.W. slechts geldt voor publiekrechtelijke lichamen naar Nederlands recht (en niet voor vreemde staten). De kokkin had om die reden geen recht op een transitievergoeding.

Botsend dwingend recht

Hoe nu om te gaan met botsend dwingend arbeidsrecht van het gastland en de vreemde werkgever-staat? Artikel 103 par. 8 van de Griekse constitutie verbiedt bijvoorbeeld conversie van privaatrechtelijke arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd naar arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd. Naar Nederlands recht zijn op grond van de ketenregeling drie tijdelijke arbeidsovereenkomsten gedurende een periode van 24 maanden mogelijk, waarna conversie plaatsvindt naar een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd. In verband met de financiering van de Griekse overheidsschuld heeft de Helleense Republiek voorts een wet aangenomen, in werking getreden op 1 januari 2010, waarin is bepaald dat elk type toelage, de vergoedingen en de bezoldigingen van openbare ambtsdragers en overheidsambtenaren met 12% worden verlaagd en dat deze verlaging ook van toepassing is op personeel, dat een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst heeft met een overheidsinstantie en voorrang heeft op alle CAO-bepalingen en individuele arbeidsovereenkomsten. Kort daarna zijn de bezoldigingen bij wet opnieuw met 3% verlaagd.

Met deze wetten is beoogd uitvoering te geven aan de overeenkomsten, die de Helleense Republiek had gesloten met de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds en met deze wetten zijn de salarissen van alle werknemers in de overheidsdiensten in de Helleense Republiek verlaagd, of deze werknemers hun taken nu op Grieks grondgebied of in het buitenland uitoefenen. Het Europese Hof van Justitie inzake de Helleense Republiek/Nikiforidies heeft bij arrest van 18 oktober 2016 uitspraak gedaan over toepasselijkheid van bepalingen van bijzonder dwingend recht van andere lidstaten dan de forumstaat. Nikiforidies is een Griekse staatsburger, die werkzaam is als leraar aan een Griekse basisschool in Duitsland en zijn bruto salaris werd op basis van de hierboven genoemde twee wetten verlaagd. Het Europese Hof van Justitie overwoog dat de bepalingen van de Rome I-Verordening er niet aan in de weg staan, dat met andere Griekse bepalingen van bijzonder dwingend recht rekening wordt gehouden als feitelijk element, voor zover het nationale recht krachtens de bepalingen van die verordening op de overeenkomst toepasselijk is, daarin voorziet.

Immuniteitsbeginsel

Als er een veroordelend vonnis door de Nederlandse rechter wordt gewezen, bijvoorbeeld betaling van een geldsom, rijst de vraag of dat aan dit vonnis ook uitvoering kan worden gegeven. Het immuniteitsbeginsel is ook van toepassing bij executies van vonnissen op buitenlandse staten. Op eigendommen van een vreemde staat kunnen geen executiemaatregelen worden getroffen, wanneer deze goederen voor de publieke dienst van dat land zijn bestemd, bijvoorbeeld een bankrekening. De rechtsmacht van de rechter en de uitvoerbaarheid van vonnissen is beperkt op grond van artikel 13a Wet Algemene Bepalingen. De deurwaarder is verplicht om opdracht tot het verrichten van ambtshandelingen, die mogelijk in strijd zijn met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Staat, te melden aan de Minister van Justitie en Veiligheid. De Minister kan de deurwaarder verbieden het vonnis te executeren ter voorkoming van internationale (diplomatieke) verwikkelingen tussen soevereine staten. Er blijft dan slechts een morele verplichting over.

Heeft u naar aanleiding van deze blog vragen? Dan kunt u contact opnemen met mr. Peter-Paul Elshof of een van de andere arbeidsrechtspecialisten.