Aan het einde van de arbeidsovereenkomst kan een werknemer nog aanspraak hebben op uitbetaling van opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen. Dit vertaalt zich in een uitkering in geld. Hoe wordt de waarde van zo’n vakantiedag bepaald?

Uitgangspunten

Uitgangspunt is dat een werknemer tijdens zijn vakantie niet in een nadeligere positie mag komen dan als hij gewoon doorwerkt.
 
Het Hof van Justitie EU heeft geoordeeld dat een werknemer tijdens vakantie recht heeft op het normale loon. Het vakantieloon moet dus qua waarde gelijk te zijn aan de situatie tijdens de periode van het werken (HvJ EU, 16 maart 2006, JAR 2006/84, Robinson/Steele).

Dit is nadien nader ingevuld: Tot het vakantieloon behoort naast het basissalaris alle componenten die intrinsiek samenhangen met de werkzaamheden van de werknemer en waarvoor hij financiële compensatie ontvangt. Incidentele kosten behoren niet tot het vakantieloon (HvJ EU 15 september 2011, JAR 2011/279, Williams/British Airways).  

Wat hoort zonder meer tot het vakantieloon?

Duidelijk is dat tot het vakantieloon behoort:

Wat hoort niet tot vakantieloon?

Alleen incidentele kosten die de werknemer maakt bij de uitvoering van zijn taken horen niet tot het vakantieloon. Hierbij kan gedacht worden aan een reis- of onkostenvergoeding. Een incidentele overwerkvergoeding behoort evenmin tot de waarde van het vakantieloon.

Pensioenpremie werkgever?

Tot voor kort was de lijn in de rechtspraak dat ook het werkgeversdeel pensioenpremie tot het vakantieloon behoort (o.m. Hof Den Haag 28 januari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:72, Rb. Midden-Nederland 3 juni 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:5365, CRvB 22 november 2017, JAR 2018/70).  

De Rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2018:1888) oordeelde op 25 april 2018 echter anders. Recent heeft ook het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 augustus 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:7137) geoordeeld dat, anders dan de Kantonrechter in eerste aanleg in diens vonnis d.d. 28 februari 2017 overwoog, het werkgeversdeel pensioenpremie niet tot het vakantieloon behoort.

Het Hof overweegt dat het werkgeversdeel van de pensioenpremie dat voldaan werd aan het bedrijfspensioenfonds een betaling aan een derde betreft en geen vergoeding is die de werkgever aan de werknemer is verschuldigd. De werknemer heeft er wel recht op dat deze bijdrage wordt voldaan maar heeft niet zelf recht op dit bedrag en kan het dan ook niet zelf voor andere doeleinden aanwijzen. De premie is tot einde dienstverband voldaan. De werknemer betoogde dat indien de arbeidsovereenkomst was gecontinueerd hij bij een latere einddatum van de arbeidsovereenkomst dan was overeengekomen met zijn werkgever zijn vakantiedagen had kunnen opnemen en dat zijn pensioenopbouw gedurende die periode zou zijn voortgezet. Het Hof overweegt dat uit dit betoog volgt dat de pensioenschade waarop de werknemer doelt voortvloeit uit de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en niet uit het niet opnemen van de vakantiedagen. De premie staat echter in verband met het bestaan van de arbeidsovereenkomst en dient daarom niet te worden meegenomen in de berekening van de waarde van de niet-genoten vakantiedagen per einde dienstverband.

Conclusie

Resumerend is het bij het einde van de arbeidsovereenkomst van belang om alle relevante looncomponenten mee te nemen in de berekening van de waarde van de niet-genoten vakantiedagen. Daarbij is echter verdedigbaar dat het werkgeverdeel pensioenpremies niet meegerekend hoeft worden. 

___________________________________________

Deze blog is geschreven door onze oud-collega Marie-Chantal van Oss. Heeft u vragen over deze blog of heeft u een andere arbeidsrechtelijke vraag? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtspecialisten.