Michel Plug Michel Plug

In het omgevingsrecht geldt in sommige gevallen de lex silencio positivo. Dat betekent dat als het bestuursorgaan niet binnen de wettelijke beslistermijn op een ingediende aanvraag beslist, een vergunning van rechtswege kan ontstaan. Dit wordt ook wel de fictieve positieve vergunning genoemd. Daarvan is bijvoorbeeld sprake indien een aanvraag is ingediend om verlening van een omgevingsvergunning, waarbij is verzocht om gebruik te maken van de zogenaamde kruimelgevallenregeling. Deze “kruimellijst” is opgenomen in artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.

Omdat op kruimelgevallen de reguliere voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, dient het bestuursorgaan binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag op de aanvraag te beslissen. Gebeurt dat niet, dan ontstaat als gezegd een vergunning van rechtswege en rust op het bestuursorgaan de plicht om deze vergunning van rechtswege te publiceren.

Met name in de situatie waarin de beslistermijn tijdelijk opgeschort is geweest (omdat de aanvrager bijvoorbeeld nadere gegevens diende te verstrekken aan het bestuursorgaan) is het niet altijd duidelijk wanneer deze opschorting nu precies eindigt en wanneer de beslistermijn vervolgens weer gaat tikken.

De Afdeling heeft onlangs een uitspraak gedaan in een hoger beroep, waarin de rechtbank had geoordeeld dat het bestuursorgaan (te weten het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland) er terecht van was uitgegaan dat geen vergunning van rechtswege was ontstaan voor een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning voor een pension.

De juridische discussie in deze zaak draaide om de vraag of de opschorting direct na de verzending van de gevraagde documenten per e-mail was geëindigd, dan wel dat de beslistermijn op een later moment dan deze verzending weer was gaan lopen.

De rechtbank overwoog dat de beslistermijn niet direct na het verzenden van de e-mail was aangevangen, omdat de mail was gericht aan het persoonlijke e-mailadres van de behandelend ambtenaar. Daarbij achtte de rechtbank het van belang dat op de website van de gemeente een proclaimer was geplaatst, waarin onder was vermeld dat berichten, die zijn verzonden aan het algemene e-mailadres gemeente@schouwen-duiveland.nl of via het contactformulier, als poststuk worden behandeld. Deze proclaimer meldde tevens dat e-mail, gericht aan persoonlijke e-mailadressen van bestuurders of medewerkers van de gemeente, niet als officieel poststuk wordt behandeld. Daarvoor wordt op de gemeentelijke website als reden gegeven dat dan niet is voorzien in procedurele waarborgen dat een verzoek of aanvraag tijdig en op juiste wijze wordt behandeld.

De medewerker van de gemeente naar wiens persoonlijke e-mailadres de aanvrager de ontbrekende gegevens had verzonden, heeft volgens de aangevallen uitspraak deze door hem op 26 juni 2015 ontvangen e-mail op 30 juni 2015 doorgestuurd naar het algemene e-mailadres, zodat volgens de rechtbank op dat moment het bericht van de aanvrager het systeem van gegevensverwerking van het college heeft bereikt.

De behandelend ambtenaar die de e-mail op 26 juni 2015 heeft ontvangen heeft ter zitting van de Afdeling evenwel verklaard dat hij, na ontvangst van het e-mailbericht van de aanvrager, dit e-mailbericht op dezelfde dag heeft doorgezonden naar het e-mailadres gemeente@schouwen-duiveland.nl. Dat betekent volgens de Afdeling dat ervan uitgegaan dient te worden dat het e-mailbericht van de aanvrager het systeem van gegevensverwerking van het college op 26 juni 2015 heeft bereikt. Dat dit e-mailbericht vervolgens eerst op 30 juni 2015 door de postkamer is verwerkt en ingeboekt laat onverlet dat het bericht reeds op 26 juni 2015 voormeld systeem heeft bereikt en op dat moment de aanvraag is aangevuld.

Het gevolg hiervan is dat de beslistermijn feitelijk weer is aangevangen op 26 juni 2015. Gelet op de in artikel 3.9 opgenomen termijn heeft het college in dit geval dan ook niet tijdig beslist op de aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning. Dat betekent dat gelet op het bepaalde in artikel 3.9, derde lid, van de de Wabo, gelezen in verbinding met artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb, de aangevraagde omgevingsvergunning aldus van rechtswege is verleend.

Voor de uitspraak zie: https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=92668&summary_only=&q=ECLI%3ANL%3ARVS%3A2017%3A2758.

De inhoud van dit blog is algemeen van aard en er kunnen geen rechten aan worden ontleend. Indien u concrete vragen hebt of advies wenst, kunt u vrijblijvend telefonisch of per e-mail contact opnemen met mr. Michel Plug (michel.plug@cees.nl).