Soms stelt een werkgever een woning ter beschikking aan een werknemer.  Kan de werknemer zich als de arbeidsovereenkomst eindigt op het standpunt stellen dat hij huurbescherming heeft en dat hij de woning niet hoeft te verlaten?

In de wet is hierover niets bepaald. Uit de rechtspraak volgt dat het voor het antwoord op deze vraag van belang is of het gaat om een eigenlijke of om een oneigenlijke dienstwoning.

Eigenlijke of oneigenlijke dienstwoning

De Hoge Raad heeft bepaald dat van een eigenlijke dienstwoning sprake is, als voldaan is aan de volgende twee criteria:

  1. De woning moet aan de werknemer zijn toegewezen met oog op de aard van de werkzaamheden én
  2. Het gebruik daarvan moet behoren tot de uit zijn werkzaamheden voortvloeiende verplichtingen. 

Het is overigens niet zo dat pas van een eigenlijke dienstwoning kan worden gesproken als het bewonen van de woning noodzakelijk is voor een goede vervulling van de werkzaamheden door de bewoner. Het is voldoende als het bewonen van de woning een goede vervulling van de werkzaamheden bevordert. In dit verband kunnen ook de aard en ligging van de woning ten opzichte van de plaats waar de werkzaamheden verricht moeten worden van belang zijn.

Vaak volgt het recht op bewoning van een eigenlijke dienstwoning uit de arbeidsovereenkomst. Doorgaans is de hoogte van de huurprijs ook relatief gering.

Voorbeelden van een eigenlijke dienstwoning zijn een conciërgewoning, een portierswoning, een boswachterswoning of een brugwachterswoning.

Gevolgen

Eigenlijke dienstwoning

Is sprake van een eigenlijke dienstwoning dan moet de woning bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst ontruimd worden, ongeacht hoe lang de werknemer daar al gewoond heeft en ongeacht de reden voor het einde van de arbeidsovereenkomst. Dit is prettig voor werkgevers omdat zij op deze manier hun dienstwoningen daadwerkelijk kunnen blijven inzetten voor het doel waarvoor zij bedoeld zijn. 

Oneigenlijke dienstwoning

Als een woning niet als eigenlijke dienstwoning wordt aangemerkt is sprake van een oneigenlijke dienstwoning. Op de oneigenlijke dienstwoning is het huurrecht onverkort van toepassing. De werknemer die deze woning bewoont kan bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst dus niet zonder meer ontruimd worden.

Let op stilzwijgende voortzetting

Blijft een werknemer na het einde van de arbeidsovereenkomst met goedvinden van de werkgever gewoon in de eigenlijke dienstwoning wonen dan kan alsnog stilzwijgend een huurovereenkomst tot stand komen. 

Een praktijkvoorbeeld

Een werknemer heeft een arbeidsovereenkomst als Park Manager in een vakantiepark. Hij houdt zich bezig met het in- en uitchecken van de gasten, het aansturen van werknemers, het oplossen van klachten van gasten, het beantwoorden van vragen, het verzorgen van de financiële administratie en het verwerken van boekingen. Hij woont in een woning gelegen op het vakantiepark. . Met de werknemer is een huurovereenkomst woonruimte aangegaan voor de duur van één jaar en in de huurovereenkomst bepaald dat als om wat voor reden dan ook de dienstbetrekking eindigt ook de huurovereenkomst per gelijke datum eindigt. 

De werkgever vindt dat de werknemer, ondanks een verbetertraject dat is doorlopen, niet goed functioneert. De werknemer vindt dit onzin en  vindt dat ook als de arbeidsovereenkomst zou eindigen hij de woning niet hoeft te verlaten.

Als de werkgever niet meer met de werknemer door wil kan deze de Kantonrechter verzoeken om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.  Daarnaast is het verstandig de Kantonrechter te verzoeken om voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst op gelijke datum eindigt als de arbeidsovereenkomst. Dit verzoek kan zonder meer worden toegewezen omdat sprake is van een eigenlijke dienstwoning.

___________________________________________

Deze blog is geschreven door onze oud-collega Marie-Chantal van Oss. Heeft u vragen over deze blog of heeft u een andere arbeidsrechtelijke vraag? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtspecialisten.