Bruno Tideman Bruno Tideman

De Accountantskamer legt een waarschuwing op aan een registeraccountant omdat deze zich onvoldoende kritisch had opgesteld ten opzichte van een adviseur van zijn opdrachtgever en de door die adviseur aangedragen mogelijke financiers. Daarna wordt er door de opdrachtgever een schadeclaim tegen de accountant ingesteld bij de civiele rechter. Deze procedure leidt tot een recent arrest van de Hoge Raad van 22 september 2017.

De Hoge Raad stelt daarin vast dat een civiele rechter mag afwijken van het oordeel van de tuchtrechter dat een accountant in strijd heeft gehandeld met de beroepsregels, maar daarbij wel een zware motiveringsplicht heeft.

Feitelijke achtergronden

Een registeraccountant adviseerde een bedrijf dat bloemen importeerde uit Kenia bij de totstandkoming van een joint venture met Keniaanse partners en een daaruit voortvloeiende aandelenovername. Het bedrijf schakelde ook een adviseur in, die tegen een managementvergoeding van € 10.000,- per maand diverse potentiële financiers van de aandelenovername zou aandragen. Daar kwam echter niets van terecht. Achteraf maakte het bedrijf het verwijt aan de accountant dat deze een onvoldoende kritische houding zou hebben aangenomen ten aanzien van de adviseur. Het bedrijf diende een klacht in bij de Accountantskamer. De klacht werd gegrond bevonden en er werd een waarschuwing opgelegd aan de accountant. Kort samengevat oordeelde de tuchtrechter dat aan de accountant kon worden verweten dat hij op geen enkel moment in het traject aanleiding had gezien vraagtekens te plaatsen bij de handelwijze van de adviseur en dat hij zich onvoldoende kritisch had opgesteld in de contacten met de adviseur en de door hem voorgestelde financiers.

Schadeclaim
Tevens stelde het bedrijf een schadeclaim in bij de civiele rechter. Daarin kwam de vraag aan de orde of het oordeel van de tuchtrechter dat is gehandeld in strijd met de voor accountants geldende normen en regels, tevens betekent dat de accountant civielrechtelijk aansprakelijk is wegens schending van een zorgvuldigheidsnorm. De Rechtbank en het Gerechtshof vonden van niet, omdat de door het bedrijf geleden schade, bestaande uit nodeloos gemaakte kosten, niet kon worden toegerekend aan de onvoldoende kritische houding van de accountant. Volgens het Gerechtshof ontbrak dus het causale verband in de zin van art. 6:98 BW. Daarbij overwoog het Gerechtshof dat de gewraakte adviseur zichzelf bij het bedrijf  had gemeld, dat de adviseur een managementvergoeding van € 10.000,- per maand ontving, dat de adviseur kennelijk erg overtuigend overkwam en gebruik maakte van listige kunstgrepen om de waarheid te verbloemen en dat niet is komen vast te staan dat alle door de adviseurs aangedragen financiers verzonnen waren. Verder overwoog het Gerechtshof dat niemand ooit enige argwaan jegens de adviseur had gekoesterd, ook een ervaren zakenman als het bedrijf zelf niet, en dat de accountant geen bijzondere expertise had op het gebied van de betrouwbaarheid van potentiële financiers.

Arrest Hoge Raad

Daarna werd de zaak door het bedrijf aan de Hoge Raad voorgelegd. De Hoge Raad stelt dat een veroordeling van de tuchtrechter niet automatisch leidt tot civielrechtelijke aansprakelijkheid. De civiele rechter heeft echter wel een zware motiveringsplicht, als hij afwijkt van het oordeel van de tuchtrechter. Daarbij constateert de Hoge Raad dat de hierboven vermelde overwegingen van het Gerechtshof niet begrijpelijk maken waarom de schade van het bedrijf in het geheel niet aan (de onvoldoende kritische houding van) de accountant is toe te rekenen. Een dergelijke toerekening hangt immers in het bijzonder ervan af, aldus de Hoge Raad, of van de accountant in de concrete omstandigheden van dit geval had mogen worden verwacht dat hij zijn opdrachtgever voor het (mogelijk) onrechtmatig handelen van de adviseur waarschuwde, en wat de gevolgen van die waarschuwing dan (vermoedelijk) zouden zijn geweest.

De Hoge Raad heeft de zaak thans terugverwezen naar een ander Gerechtshof om de zaak over te doen.

Bruno Tideman