Veel werkgevers zijn continu bezig met vernieuwing en innovatie. Tussen de werkgever en de werknemer kan een verschil van mening ontstaan over aan wie de auteursrechten op een werk toekomen. Aan wie komt bijvoorbeeld het auteursrecht toe als een werknemer thuis buiten kantooruren een app heeft ontwikkeld die de werkgever wil gebruiken?

Auteursrecht volgens de Auteurswet

Artikel 1 van de Auteurswet (AW) bepaalt dat het auteursrecht het uitsluitend recht is van de “maker” van een werk. De maker verkrijgt dus de auteursrechten. In de meeste gevallen zal dit de fysieke maker zijn, ofwel degene die feitelijk het auteursrechtelijk beschermde werk tot stand brengt.

Wat is een werk?

Auteursrechten zien bijvoorbeeld op teksten, gebruiksaanwijzingen, brochures, video’s en ander promotiemateriaal, foto’s, tekeningen, apps en software. In de AW worden dit “werken” genoemd en om auteursrechtelijk beschermd te zijn moeten deze werken een eigen oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen.

Werkgeversauteursrecht

Op de hoofdregel dat de maker van het werk de auteursrechten verkrijgt kent de AW enkele uitzonderingen. Deze uitzonderingen zien op het zogenaamd fictief makerschap. In die gevallen is een ander dan de fysieke maker de auteursrechthebbende. Op grond van artikel 7 van de AW kan de werkgever onder voorwaarden als fictief maker worden beschouwd. Artikel 7 van de AW luidt als volgt:

Indien de arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat in het vervaardigen van bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst, dan wordt, tenzij tussen partijen anders is overeengekomen, als de maker van die werken aangemerkt degene, in wiens dienst de werken zijn vervaardigd.

Volgens deze bepaling wordt de werkgever dus onder omstandigheden rechthebbende van de werken die de werknemer heeft gemaakt.

Voorwaarden werkgeversauteursrecht

Let op: partijen kunnen in een overeenkomst overeenkomen dat de auteursrechten aan de werknemer toekomen.

Intellectueel eigendomsbeding in arbeidsovereenkomst

Als een werknemer zonder dat dit tot zijn taak behoort tijdens werktijd bijvoorbeeld een voor de werkgever handige app ontwikkelt komt het auteursrecht in dat geval niet toe aan de werkgever.

Om die reden is het verstandig om in arbeidsovereenkomsten met werknemers een intellectueel eigendomsbeding op te nemen. In een dergelijke bepaling wordt geregeld dat werknemers zich op voorhand verplichten tot het overdragen van intellectuele eigendomsrechten aan de werkgever. Onder intellectuele eigendomsrechten wordt overigens niet alleen het auteursrecht verstaan, maar bijvoorbeeld ook het octrooirecht.

Als een werknemer dan tijdens werktijd een uitvinding doet, kan de werknemer op grond van het intellectueel eigendomsbeding worden verplicht eraan mee te werken dat ter zake van die uitvinding een octrooirecht wordt gevestigd op naam van de werkgever.

Voorbeeld uitspraak Rechtbank Noord-Holland 24 december 2020

Hoe zinvol een intellectueel eigendomsbeding kan zijn blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van eind vorig jaar.

SI Music houdt zich bezig met het commercieel produceren en exploiteren van muziek voor opdrachtgevers. De werknemer trad in 2011 in dienst als sound engineer en maakte muziekwerken in opdracht van SI Music. Deze muziekwerken werden vanaf de aanvang van het dienstverband onder de naam van de werknemer aangemeld bij Buma/Stemra. De reden daarvoor was dat Buma/Stemra alleen natuurlijke personen en geen rechtspersonen als deelnemer kent.

In de arbeidsovereenkomst met de werknemer was het volgende opgenomen:

Over 2013 tot en met 2018 betaalde Buma/Stemra een bedrag van bijna €194.000,- aan werknemer onder de noemer: Regeling Oudedagsvoorziening Auteurs (ROA). SI Music sommeerde de werknemer dit bedrag aan haar over te maken, maar de werknemer weigerde dat. De werknemer meende dat de ROA als oudedagsvoorziening moet worden aangemerkt en niet als exploitatie-inkomsten. Uit de arbeidsovereenkomst zou volgens hem dan ook niet blijken dat hij verplicht zou zijn het bedrag over te maken aan zijn werkgever.

De Rechtbank overwoog allereerst dat het onder de ROA ontvangen bedrag een betaling is die voortvloeit uit de inkomsten uit muziekauteursrechten en geen pensioen betreft.

Verder overwoog de Rechtbank dat Si Music en de werknemer in de arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat de werkgever rechthebbende is van alle in dienstverband gecreëerde werken door werknemer. In artikel 7.1 van de arbeidsovereenkomst staat dat alle intellectuele eigendomsrechten die voortvloeien uit het dienstverband van de werknemer onder het exclusieve eigendom van SI Music vallen. Aanvullend bepaalt artikel 7.6 dat alle inkomsten en rechten die voortvloeien uit de door de werknemer geproduceerde werken toekomen aan SI Music. De werknemer kan daaraan dus geen rechten of inkomsten ontlenen.

Uitgangspunt is dat de werkgever van rechtswege als rechthebbende kwalificeert op werken gecreëerd in dienstverband indien aan de voorwaarden uit artikel 7 AW is voldaan. Het is verstandig in arbeidsovereenkomsten een intellectueel eigendomsbeding op te nemen.

___________________________________________

Deze blog is geschreven door onze oud-collega Marie-Chantal van Oss. Heeft u vragen over deze blog of heeft u een andere arbeidsrechtelijke vraag? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtspecialisten.